Hoge Raad

Arrest:

Hoge Raad 6 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2773 (verkorte bewijsmotivering bekennende verdachte)

Samenvatting van het arrest op Rechtspraak.nl:

“Art. 359.3 Sv. Bekennende verdachte? Roekeloos rijden. HR herhaalt ECLI:NL:HR:2013:960. Het Hof heeft volstaan met een opgave van de b.m. als bedoeld in art. 359.3 Sv. Nu de verklaring van verdachte niet alle onderdelen betreft van het bewezenverklaarde, is het oordeel van het Hof dat verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend i.d.z.v. art. 359.3 Sv onbegrijpelijk. Cag: anders over dit middel. Samenhang met 15/01774.” (bron: Rechtspraak.nl)

Commentaar op dit arrest over verkorte bewijsmotivering:

Wat is verkorte bewijsmotivering

De rechter moet zijn veroordeling baseren op wettige bewijsmiddelen. Die moet hij opnemen in het vonnis (of een aanvulling daarop). Dat betekent dat de rechter de stukjes die hij voor het bewijs gebruikt uit het dossier moet overnemen in zijn vonnis. Dat is best veel werk. Daarom heeft de wetgever bepaald dat dit niet hoeft als de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend. Dan kan een opgave van bewijsmiddelen, dus een kortere bewijsmotivering, volstaan. Maar deze opgave is weer niet voldoende als de verdachte later anders heeft verklaard. Of als hij of zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit.

Verkorte bewijsmotivering vaak aangevochten bij Hoge Raad

Op zich een goed idee van de wetgever. Als de verdachte toch toegeeft dat hij het heeft gedaan en geen bezwaar maakt tegen een bewezenverklaring, waarom zou de rechter dan de hele bewijsconstructie moeten uitwerken in zijn uitspraak? Dan kan de bewijsmotivering inderdaad best korter. Maar in de praktijk rijst vaak de vraag of in een concrete zaak de rechter met een opsomming mag volstaan. Heeft de verdachte wel alles bekend, heeft hij die bekentenis later niet ingetrokken en is er geen vrijspraak bepleit? De laatste jaren heeft de Hoge Raad dan ook al behoorlijk wat arresten over de verkorte bewijsmotivering gewezen. Ook in de hier besproken zaak ging het mis.

De ‘bekennende’ verklaring in deze zaak

Opvallend is dat de verdachte op zitting bij de rechtbank had verklaard: “Het ten laste gelegde klopt”. Je zou misschien denken dat hij dan dus alles heeft bekend. Dat vond ook advocaat-generaal Harteveld in zijn conclusie. De Hoge Raad gaat daar niet in mee en stelt dus hogere eisen.

Gevolgen voor de praktijk

De rechter begint de ondervraging van de verdachte op de zitting vaak met de vraag: “Klopt het wat het openbaar ministerie u verwijt?” Die vraag zal de rechtbank ook in deze zaak hebben gesteld. Een slim trucje om onder het bij elkaar sprokkelen van de bewijsmiddelen uit te komen. Maar een verdachte weet vaak niet precies wat het inhoudt als hij die vraag met “ja” beantwoordt. Vaak zitten er in de tenlastelegging juridische termen waarvan de verdachte niet goed weet wat ze betekenen. In dit geval was dat “roekeloos”. Voor roekeloosheid heeft de Hoge Raad al eerder beslist dat dit in de wet iets anders betekent dan in het normaal spraakgebruik. Waarschijnlijk is de Hoge Raad daarom gaan kijken wat de verdachte verder nog heeft verklaard en of daaruit ook kan blijken dat hij roekeloos (in de zin van de wet) is geweest. Nu dit niet zo is moet de zaak over. Een rechter die zich het uitwerken van de bewijsmiddelen wil besparen, moet dus goed opletten of de verdachte het ten laste gelegde wel geheel, duidelijk én ondubbelzinnig heeft bekend. Als dat niet zo is, kan hij proberen dit door doorvragen op de zitting dicht te timmeren.

© 2017-2024 Daamen, advocaten. | Disclaimer | Sitemap | Links | Beheer